UTRECHT - Vandaag heeft het hof een tussenarrest uitgesproken in het hoger beroep van een 39-jarige vrouw uit Utrecht. Op 19 maart 2024 is zij door de rechtbank Midden-Nederland tot 11 jaar gevangenisstraf veroordeeld voor onder meer een poging moord op haar pasgeboren kind. Na een eerder tussenarrest van het hof van 13 december 2024 heeft het hof naar aanleiding van de zitting van 21 november 2025 nog een tussenarrest uitgesproken.

Reden daarvoor is dat het hof in het tussenarrest van 13 december 2024 heeft bepaald dat onder meer nader onderzoek werd gedaan naar de moedermelk van verdachte. Bij dit onderzoek zijn in de moedermelk stoffen aangetroffen en het hof heeft nu twee deskundigen gevraagd nader te rapporteren over deze nieuwe bevindingen.

Onderzoekswensen verdediging

De verdediging heeft daarnaast in de aanloop naar de zitting van 21 november 2025 meerdere verzoeken gedaan om nader onderzoek te verrichten. Het hof heeft deze verzoeken bijna allemaal afgewezen omdat het hof dit nader onderzoek niet nodig vindt.

Geen hoger beroep OM meer tegen vrijspraak toebrengen zwaar lichamelijk letsel ander kind

Op de zitting van 21 november 2025 is ook het door het Openbaar Ministerie ingestelde hoger beroep tegen de vrijspraak van verdachte van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een van haar andere kinderen, aan de orde gekomen. Het Openbaar Ministerie handhaaft de bezwaren tegen deze vrijspraak niet meer en heeft aangegeven het hoger beroep niet door te willen zetten. Het hof heeft daarom beslist dat het hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen die vrijspraak niet langer aan de orde is.


Verder verloop van de procedure

Op de zitting van 21 november 2025 is ook een begin gemaakt met de inhoudelijke behandeling van de zaak. Zo zijn de feiten -voor zover in hoger beroep nog aan de orde- besproken evenals de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.


Het hof heeft de zaak daarna aangehouden tot de zitting van 3 februari 2026 waar de zaak verder inhoudelijk zal worden behandeld. Indien nodig zal de zaak ook nog op 5 februari 2026 worden behandeld.