DEN HAAG/DEN HELDER/UTRECHT/HAARLEM - Op donderdag 6 november moesten vijf mannen die verdacht worden van faillissementsfraude zich verantwoorden voor de politierechter.
Failliet na privégebruik bedrijfsrekening
De eerste verdachte die voor de rechter verscheen, was een 61-jarige man uit Leidschendam. Hij was bestuurder van een incasso-deurwaarderskantoor dat failliet was verklaard op 28 november 2023. Hij heeft na het faillissement niet de (volledige) bedrijfsadministratie aan de curator overhandigd danwel daarvoor de bedrijfsadministratie niet voldoende bijgehouden of bewaard terwijl hij dit wel wettelijk verplicht was. De curator deed op 11 juli 2024 aangifte, waaruit bleek dat de verdachte geen complete administratie had aangeleverd.
De verdachte, werkzaam als gerechtsdeurwaarder bij dit kantoor, bleek voordat het bedrijf failliet ging, geld van de bedrijfsrekening voor zichzelf te hebben gebruikt. De verdachte werd hier tuchtrechtelijk voor gestraft met het gevolg dat hij zijn bedrijf niet meer kon voortzetten, waardoor het bedrijf uiteindelijk failliet ging. Toen de curator bij hem de bedrijfsadministratie opvroeg, verwees hij naar zijn boekhouder. Die gaf echter aan dat hij tussen augustus 2020 en oktober 2022 één keer per week in de ochtend de administratie verzorgde op kantoor en dat hij geen administratie van het bedrijf in zijn bezit had.
De curator vroeg de verdachte nogmaals om de administratie en wees hem op zijn plichten hierin. De verdachte vertelde de curator dat hij eerst software moest activeren om toegang te krijgen tot zijn administratie en dat hij daar geld voor nodig had. Uiteindelijk overhandigde hij enkele documenten maar die konden niet doorgaan voor de volledige administratie.
Het Openbaar Ministerie achtte bewezen dat de verdachte de administratie opzettelijk niet aan de curator verstrekt had en dat hij ook niet heeft voldaan aan de verplichting om dit gelijk te doen, aangezien er 7,5 maand zat tussen het eerste verzoek van de curator en de uiteindelijke aangifte van faillissementsfraude. Hierdoor heeft hij het de curator moeilijk gemaakt om het faillissement op de juiste manier af te wikkelen en heeft hij zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Het Openbaar Ministerie weegt in de strafeis mee dat de verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar hij met het oog op zijn beroep als deurwaarder beter had moeten weten wat in het faillissement zijn verplichtingen waren als bestuurder. Al met al vindt het Openbaar Ministerie een taakstraf van 120 uur passend.
De verdachte verklaarde op zitting dat het hem 200,- euro zou hebben gekost om de software te activeren, om zo de digitale administratie te kunnen verstrekken aan de curator. Maar hij gaf aan dat hij - ook al had hij op dat wel moment werk èn inkomen – hiervoor het geld niet had, onder meer door hoge kosten voor woonruimte. In zijn laatste woord zei verdachte dat hij spijt had dat hij die 200 euro niet van iemand had geleend.
De politierechter besloot dat de verdachte achteraf beschouwd de 200,- euro inderdaad beter ergens vandaan had kunnen toveren. De politierechter achtte de feiten bewezen en legde verdachte een taakstraf op van 50 uur.
Stukken niet overhandigd vanwege vakantie en privéproblemen…
De tweede verdachte die voor de rechter moest verschijnen was een 56-jarige man uit Den Helder. Ook deze verdachte overhandigde niet de volledige administratie van zijn op 25 juli 2023 failliet verklaarde bedrijf en schond zijn inlichtingenplicht. Dit bedrijf was een vleesgroothandel.
De curator deed op 10 juli 2024 aangifte van faillissementsfraude. Hieruit kwam naar voren dat de verdachte niet de (volledige) administratie had overhandigd en niet de gevraagde inlichtingen had gegeven. De man is hierover tevens door een rechter-commissaris van de rechtbank gehoord. De verdachte gaf als reden voor het niet geven van de stukken dat hij op vakantie was geweest en dat hij met de curator nog geen contact had kunnen opnemen, omdat hij privéproblemen had. Hij zou slachtoffer zijn van bedrijfsfraude en de administratie was door zijn ex-vrouw vernietigd. Daarna zou de verdachte alsnog enkele stukken aanleveren bij de curator en informatie geven over de bedrijfsactiva, maar hij verscheen niet op de afspraak.
De dag van de zitting verzocht verdachte, vlak voor de behandeling van zijn zaak, om aanhouding van de zaak, omdat hij ziek was. Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen hiertegen, het verzoek was niet nader onderbouwd. De politierechter wees het verzoek af. De zaak werd vervolgens inhoudelijk behandeld en ook in deze zaak benadrukte de officier dat het voor de afwikkeling van een faillissement van groot belang is dat de curator de volledige administratie heeft van het failliete bedrijf. Ook moet een bestuurder beschikbaar zijn om vragen van de curator te beantwoorden. Zonder de informatie en medewerking kan de boedel van het failliete bedrijf niet worden verdeeld en worden schuldeisers benadeeld.
De officier eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf van 140 uur.
De politierechter heeft de verdachte bij verstek veroordeeld voor de feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en het verrichten van een taakstraf van 100 uur.
‘Betaalde facturen zelf’
De derde verdachte was een 61-jarige man uit Utrecht. Ook hij overhandigde niet de (volledige) bedrijfsadministratie aan de curator, nadat zijn bedrijf op 5 april 2022 failliet was verklaard. De curator deed hiervan op donderdag 18 april 2024 aangifte.
Het bedrijf hield zich bezig met de verbouwing en verhuur van kantoorruimtes aan artiesten voor het maken van muziek. De verdachte kreeg een geschil met één van de verhuurders over een betalingsachterstand en uiteindelijk vroeg de verhuurder het faillissement aan van het bedrijf.
De curator geeft de verdachte meerdere keren de kans om zijn administratie en andere benodigde informatie te overhandigen, maar dit gebeurt niet of slechts deels. De man geeft als reden dat hij zijn privéwoning had moeten ontruimen. Eerst zou de administratie zijn opgeslagen bij een relatie. Later beweert de man dat hij er geen zicht op heeft waar een deel van de administratie is, maar dat hij ermee bezig is en het de curator zal overhandigen zodra dit in zijn bezit komt. Later -en ook op zitting- verklaart de man dat het bedrijf helemaal niet actief was geweest, dat hij de facturen die er waren zelf betaalde in plaats van zijn bedrijf en dat er daarom geen bedrijfsadministratie was. Zijn advocaat stelde dat ook dat verdachte alle administratie die hij had, had aangeleverd.
De verdachte zit momenteel een gevangenisstraf uit van andere eerdere strafzaken. Omdat dit tevens een veroordeling betreft voor een faillissementsfraudezaak, vindt de officier van justitie dat hij als geen ander wist of had behoren te weten wat zijn verplichtingen waren als bestuurder van een rechtspersoon in het geval van een faillissement. Het Openbaar Ministerie eiste daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Ter bescherming van de maatschappij vroeg het Openbaar Ministerie als bijkomende straf de ontzetting uit het beroep van een bestuurder van rechtspersonen voor een periode van vijf jaar en de openbaarmaking van het vonnis.
De politierechter achtte bewezen dat de verdachte zijn administratie niet (goed) heeft gevoerd. Hoewel het bedrijf nog weinig activiteiten had verricht, bestond er voor hem als bestuurder van een rechtspersoon toch een administratieplicht, hoe beperkt en eenvoudig ook. Bij de strafoplegging hield de politierechter er rekening mee dat de verdachte de komende jaren voor de genoemde andere strafzaken nog in detentie zit. De verdachte wordt ter zitting een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd met een proeftijd van 3 jaar. De politierechter zag geen aanleiding voor een bestuursverbod.
Auto van de zaak
In de vierde zaak moest een 43-jarige man uit Haarlem voor de politierechter verschijnen. De man had een bedrijf in onderhoud aan woningen en installatiewerkzaamheden. Dit bedrijf werd op 2 augustus 2022 failliet verklaard. Volgens de administratie hoorde een Mercedes ook bij het bedrijf. De aanbetaling, leasekosten, motorrijtuigenbelasting en verzekering van die auto waren door de BV betaald. De verdachte gaf bij de curator echter aan dat het zijn (gezins-)auto was en weigerde de auto in te leveren. Vervolgens ontdekte de curator dat de auto op 29 november 2022 op naam van de verdachte was gezet. De curator gaf aan dat de auto bij het bedrijf hoorde en dat de man deze moest teruggeven. De man bleef dit weigeren.
Een jaar later, op 9 november 2023, deed de curator aangifte van onttrekking van de auto uit de boedel tijdens het faillissement en het niet inlichten of verkeerd inlichten van de curator. De auto werd naar aanleiding van deze aangifte door de politie in beslag genomen en teruggegeven aan het leasebedrijf, de rechtmatige eigenaar van de auto. Het geld dat daarna van de auto overbleef, kon worden gebruikt om schuldeisers te betalen.
De verdachte is ter zitting niet verschenen, vanwege zijn werk. Zijn advocaat, die wel aanwezig was, verklaarde dat haar cliënt verkeerd was geadviseerd en daarom de auto niet had teruggegeven. Bovendien had verdachte niets meer van zich laten horen, omdat de laatste mails van de curator naar zijn oude emailadres zouden zijn gestuurd.
Nu de man geen BV meer heeft , maar nog wel ondernemer is (als zzp’er) eiste de officier van justitie een deels voorwaardelijke straf, bestaande uit een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met en proeftijd van 2 jaar.
De politierechter achtte de feiten bewezen en stelt dat ook al zou verdachte verkeerd geadviseerd zijn, het nog steeds zijn eigen verantwoordelijkheid blijft. De verdachte had zich beter moeten realiseren dat de auto toebehoorde aan de boedel van de BV. Uit het dossier bleek dat verdachte niet gereageerd had op de verzoeken van de curator omdat hij boos was en niet omdat het een oud emailadres betrof. De politierechter vond een voorwaardelijke gevangenisstraf te ver gaan en komt tot een strafoplegging van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verdachte komt afspraken niet na
De laatste zaak die de politierechter behandelde, was die van een 41 jarige man uit Utrecht die een bedrijf had dat werkzaamheden verrichtte voor een of meer energieleveranciers. Dit bedrijf ging op 5 december 2023 failliet. Nadat de curator hem vroeg om inlichtingen en de administratie, kwam hij keer op keer zijn toezeggingen om dit te doen niet na. Hij reageerde gewoon niet. Pas toen de gemeente hem na een tijdje adviseerde contact op te nemen met de curator i.v.m. betalingsproblemen, nam hij contact op met de curator. Maar ook hierna bleef de man in gebreke; 15 maanden ná de uitspraak van het faillissement heeft de verdachte nog steeds geen inlichtingen noch de volledige bedrijfsadministratie gegeven. De curator doet dan uiteindelijk op 5 maart 2025 aangifte van faillissementsfraude. In het faillissement hebben zich enkele grote schuldeisers gemeld die helemaal niet voorkwamen in de boekhouding. De curator heeft dit niet verder kunnen onderzoeken, omdat hij niet over de volledige administratie beschikte. Er is sprake van een flinke boedelschuld, ongeveer € 618.000,-. Op zitting blijft de verdachte bij zijn eerdere verklaring, dat hij alle administratie die hij had, heeft gegeven aan de curator en dat hij hem voor de rest had doorverwezen naar de boekhouder. De facturen van de ontbrekende crediteuren zijn later alsnog aan de boekhouders verstrekt.
Al met al vond het Openbaar Ministerie in deze zaak een taakstraf van 120 uur passend.
De politierechter achtte bewezen dat de verdachte de administratie van zijn BV – getuige het ontbreken van enkele crediteuren - niet goed had gevoerd en hierdoor ook niet de volledige administratie heeft overgelegd aan de curator. De verdachte heeft voorts weinig medewerking verleend aan het proces van inlichtingen verstrekken, aldus de politierechter. De politierechter legt hem hiervoor een straf op van 120 uur taakstraf waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Grote maatschappelijke gevolgen faillissementsfraude
Door het niet goed informeren van de curator, het niet juist bijhouden en bewaren van de administratie en het niet verstrekken van de administratie is het voor een curator niet mogelijk om op een eenvoudige wijze voldoende betrouwbaar inzicht te verkrijgen van de vermogenspositie en rechten en verplichtingen van het failliete bedrijf.
Als gevolg hiervan is het voor de curator moeilijker om het faillissement op een juiste wijze af te wikkelen, terwijl het maatschappelijke en economische verkeer verlangt dat faillissementen voortvarend en efficiënt worden afgewikkeld
De gevolgen van faillissementsfraude kunnen groot zijn. Het kan leiden tot directe schade bij de schuldeisers. Maar ook indirect tot (maatschappelijke) schade: onder andere door ondermijning van het onderling vertrouwen in het handelsverkeer. Partijen durven niet meer op elkaar te vertrouwen en met elkaar in zee te gaan, bevreesd voor het niet betaald worden voor de verrichte diensten en geleverde goederen. En ook de fiscus – en daarmee de belastingbetaler -kan door faillissementsfraude op meerdere manieren benadeeld worden.
Het Openbaar Ministerie heeft regelmatig overleg met de opsporingsdiensten en de coördinerend rechter-commissaris Insolventies over faillissementsfraude.
Gelet op de maatschappelijke gevolgen hebben het Openbaar Ministerie en de politie besloten om capaciteit vrij te maken om faillissementsfraudezaken op te pakken. In overleg met de Rechtbank Noord-Holland worden deze strafzaken op deze speciale themazitting faillissementsfraude behandeld.
Op deze manier wil het Openbaar Ministerie aandacht vragen voor faillissementsfraude.

10.3 ℃





















