AMSTERDAM/UTRECHT - Vandaag is het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte en tevens kroongetuige in het Marengo-proces, Nabil B., onder bijzondere voorwaarden toegewezen. De persoonlijke omstandigheden van B. zijn daarvoor doorslaggevend geweest.

Verzoek opheffing of schorsing voorlopige hechtenis

Op de zitting van 2 september 2025 heeft de raadsman van B. het verzoek gedaan de voorlopige hechtenis van zijn client op te heffen of te schorsen. Hij deed dit verzoek omdat B. inmiddels (meer dan) 8 jaar in voorlopige hechtenis zit en zich als kroongetuige steeds aan de afspraken heeft gehouden. De Staat heeft met B. in 2017 een deal gesloten: die deal komt erop neer dat als B. als getuige – naar waarheid – zal verklaren over een aantal misdrijven hij netto 8 jaar gevangenisstraf zal moeten uitzitten in zijn eigen strafzaak.

De rechtbank heeft B. op 27 februari 2024 een straf van 10 jaar (netto 8 jaar) opgelegd.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen opheffing van de voorlopige hechtenis maar niet tegen schorsing.
Vanwege het door de Staat bij de kroongetuige opgewekte vertrouwen: 8 jaar zitten, ziet het Openbaar Ministerie aanleiding om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te ondersteunen. Wat het Openbaar Ministerie betreft kan de voorlopige hechtenis onder voorwaarden worden geschorst. Ook omdat er naast het belang van de kroongetuige nog een algemeen belang is. Zou B. nog langer dan die 8 jaar vast moeten zitten, dan zou in andere strafzaken (nu en in de toekomst) de Staat in het kader van de omgang met kroongetuigen als een onbetrouwbare partij kunnen worden weggezet: dat de Staat niet nakomt wat wél is toegezegd. En die negatieve uitstraling dient te worden voorkomen met het oog op andere zaken waarin kroongetuigen figureren. Zo redeneert van het Openbaar Ministerie.

Het oordeel van het hof

Het spreekt voor zich dat het hof als de rechter in hoger beroep uiteindelijk de straf oplegt, en daarbij niet gebonden is aan wat het Openbaar Ministerie met B. heeft afgesproken of aan bij hem aan verwachtingen heeft gewekt. Maar dat betekent nog niet dat de voorlopige hechtenis niet kan worden geschorst.

De voorlopige hechtenis van B. wordt niet opgeheven maar voor nu wel geschorst. Dat betekent dat B. onder voorwaarden, vooralsnog, in vrijheid zijn proces in hoger beroep mag afwachten.

Het hof stelt vast dat de Staat ervoor heeft gekozen om met B. als criminele getuige een deal te sluiten. In die deal heeft het Openbaar Ministerie zich jegens B. ertoe verplicht te bevorderen dat zijn netto straf op 8 jaar uitkomt. En het hof stelt vast dat ook de door de rechtbank opgelegde straf voor B. resulteert in die detentieduur van 8 jaar. Daarbij komt, dat het Openbaar Ministerie het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ondersteunt.

Vanaf het begin is het geschetste toekomstperspectief - een detentieduur van 8 jaar - met B. besproken. Daarmee zijn door het Openbaar Ministerie verwachtingen gewekt. En in het verlengde daarvan heeft de officier van justitie bij de rechtbank een straf geëist die neerkomt op 8 jaren vastzitten. De officier van justitie vond dat B. erop mocht vertrouwen dat die straf zou worden geëist. De straf die de rechtbank heeft opgelegd komt op hetzelfde neer.

En met dat vergezicht verblijft hij sinds 2017 in voorlopige hechtenis. Een verblijf dat in zijn geval mede wordt gekleurd door het gegeven dat tijdens zijn voorlopige hechtenis drie naasten van hem om het leven zijn gebracht, te weten zijn broer, advocaat en vertrouwenspersoon. Dat alles levert voor B. een bijzondere (persoonlijke) omstandigheid op en rechtvaardigt nu een schorsing onder bijzondere voorwaarden. Mocht B. zich niet aan de voorwaarden houden, dan kan het hof de schorsing opheffen. En kan het Openbaar Ministerie beslissen zich niet meer te houden aan de deal, en in hoger beroep een veel hogere straf eisen.

Geen definitief oordeel

Tot slot benadrukt het hof dat het te zijner tijd tot een eindoordeel komt in de strafzaak tegen B. Dan zal blijken, indien het hof daaraan toekomt, welke strafoplegging passend en geboden is. Met deze beslissing tot schorsing van voorlopige hechtenis is nadrukkelijk niet gezegd dat B. erop kan rekenen dat die strafoplegging voor hem geen hernieuwde vrijheidsbeneming zal opleveren.

De volledige tekst die het hof heeft uitgesproken op 9 september is hier te lezen.

Zie ook: Strafzaak Marengo