UTRECHT - Vervoersmaatschappij Qbuzz en de Provincie Utrecht hoeven geen shockschade te betalen aan de nabestaanden van een slachtoffer van de tramaanslag in Utrecht. Dat is de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland in een procedure tussen de nabestaanden en Qbuzz en de eigenaar van de tram: de Provincie Utrecht. Volgens de rechtbank is geen sprake van een zogenoemde onrechtmatige daad van de vervoerder óf de trameigenaar en had hun handelen de aanslag niet kunnen voorkomen.


Tramaanslag

Op 18 maart 2019 vindt in een tram op het 24 Oktoberplein in Utrecht een schietpartij plaats. Een man opent in de tram het vuur op meerdere medepassagiers. Het lukt verschillende reizigers om via één van de deuren naar buiten te vluchten. Een andere deur in hetzelfde tramstel gaat niet open. Om toch naar buiten te kunnen vluchten, wordt een ruit ingetrapt. Een man laat eerst andere mensen voor gaan en springt als laatste door de kapotte ruit naar buiten. Op dat moment wordt hij door de schutter geraakt en overlijdt ter plekke aan zijn verwondingen. Uiteindelijk overlijden door de aanslag vier mensen. De schutter is in 2020 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.


Gesloten deur

De nabestaanden van de man die overleed bij de tramaanslag nadat hij als laatste door ingetrapte ruit naar buiten probeerde te vluchten stellen in deze procedure dat vervoerder Qbuzz en de Provincie Utrecht nalatig zijn geweest. Volgens hen zijn zij verantwoordelijk voor het geestelijk letsel dat zij hebben opgelopen door de dood van hun zoon en broer. Ze wijzen onder meer op de deur die niet open ging toen de passagiers wilden vluchten. Maar volgens de rechtbank is dit niet te wijten aan onrechtmatig handelen of nalatigheid van de vervoerder en de eigenaar van de tram. In een noodsituatie kunnen passagiers áltijd zelf de deuren openen door op daarvoor bedoelde knoppen te drukken, zoals bij de andere deur in het tramstel wel gebeurde. Uit forensisch voertuigonderzoek blijkt dat ook de gesloten deur op die manier geopend had kunnen worden, maar vast staat dat reizigers op dat moment niet op de knoppen bij die deur hebben gedrukt. Zij richtten zich op het vluchten via de ingetrapte ruit.


Defecte monitor en vervoersovereenkomst

Volgens de nabestaanden zijn vervoerder en trameigenaar ook verantwoordelijk vanwege een defecte monitor bij de bestuurster van de tram. Die had ertoe moeten leiden dat de tram nooit had mogen rijden. Maar ook daar gaat de rechtbank niet in mee. Op die monitor zijn enkel beelden te zien van het in- en uitstappen van passagiers. Een werkende monitor had de aanslag niet kunnen voorkomen. De camera’s zijn namelijk niet bedoeld om alles in de tram te registreren. Tot slot beroepen de nabestaanden zich nog op de vervoersovereenkomst waarin staat dat nabestaanden recht hebben op een schadevergoeding als de reiziger is overleden door een ongeval dat voor rekening van de vervoerder komt óf als de vervoerder een situatie had kunnen vermijden of verhinderen. Volgens de rechtbank is daar geen sprake van. De rechtbank beseft dat de aanslag een grote impact heeft op de levens van de nabestaanden en begrijpt dat zij genoegdoening en erkenning zoeken voor wat hen is overkomen, maar deze procedure kan daarin niet voorzien.